Download dit artikel als PDF 23 november 2016

Allocatiefunctie niet vereist voor aansluiting bij StiPP

Op 4 november 2016 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan voor werkgevers die bedrijfsmatig medewerkers ter beschikking stellen aan derden (zoals detacheerders en payrollwerkgevers). Hij oordeelde dat de allocatiefunctie geen vereiste is voor het aannemen van een uitzendovereenkomst. Dit heeft tot gevolg dat deze werkgevers mogelijk aan te merken zijn als uitzendbureau, met tot gevolg dat ook het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds voor uitzendkrachten (StiPP) van toepassing is.

Casus
Care 4 Care Human Resources B.V. (C4C) levert medisch personeel aan ziekenhuizen, zorginstellingen en thuiszorgorganisaties. StiPP voert het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds voor de uitzendbranche uit. Zij zendt jaarlijks – zo het in de praktijk vaak lijkt willekeurig en op agressieve wijze –  veel bedrijven een brief met de mededeling dat bij haar dient te worden aangesloten (met alle gevolgen van dien, waaronder betaling van achterstallige premies).

In deze zaak was het de vraag of C4C wel of niet verplicht aangesloten moest zijn bij StiPP. Dit is het geval indien C4C zou hebben te gelden als uitzendonderneming: een rechtspersoon die voor ten minste 50% van het totale premieplichting loon op jaarbasis uitzendkrachten ter beschikking stelt van opdrachtgevers. Daaraan werd voldaan. Partijen twistten (onder meer) over de vraag of hiervoor ook vereist is dat C4C een zogenoemde “allocatiefunctie” op de arbeidsmarkt vervult. Van een allocatiefunctie is sprake als de werkgever zich met name bezighoudt met het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van tijdelijke arbeid. Denk hierbij aan vervanging van werknemers tijdens ziekte of andere afwezigheid, het opvangen van piekuren of soortgelijke plotseling opkomende werkzaamheden. Dit was bij C4C niet aan de orde.

Rechtspraak
De rechtspraak in Nederland is al jarenlang verdeeld over het antwoord op de vraag of een allocatiefunctie vereist is voor een deelneming bij StiPP. Het hof Amsterdam oordeelde in een ander arrest waarbij StiPP ook partij was dat er geen allocatiefunctie was vereist. Het hof Arnhem-Leeuwarden daarentegen stelde  in een ander arrest dat uit de parlementaire geschiedenis wel zou zijn af te leiden dat een allocatiefunctie vereist is. Diverse kantonrechters sloten zich bij dit standpunt aan.

In de zaak van C4C oordeelde de kantonrechter dat voor een uitzendovereenkomst een allocatiefunctie vereist is. Dit betekende dat C4C niet onder de verplichte deelneming viel. Het hof vernietigde echter het vonnis en oordeelde dat er geen allocatiefunctie is vereist. C4C zou zich dus wel moeten aansluiten.

De Hoge Raad sloot zich aan bij het hof: de allocatiefunctie is volgens hem geen vereiste voor het aannemen van een uitzendovereenkomst. Ook andere driehoeksrelaties dan de ‘klassieke uitzendrelatie’ kunnen onder de reikwijdte van het begrip ‘uitzendovereenkomst’ vallen als aan de begripsomschrijving wordt voldaan. Het is dus voor de beantwoording van de vraag of de pensioenregeling van StiPP van toepassing is, niet vereist dat de werkgever zich met name bezighoudt met het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van tijdelijke arbeid. Voldoende is dat de onderneming bedrijfsmatig aan derden medewerkers ter beschikking stelt om in de onderneming van de opdrachtgever werkzaamheden te verrichten. Dat de werknemers langer dan 6 maanden in dienst zijn, een vast dienstverband met hun werkgever hebben of die werknemers over capaciteiten beschikken die de derden (zorginstellingen) zelf niet in huis hebben is niet van belang.

En nu?
Ook detacheerders of payrollbedrijven die werknemers vast in dienst hebben en voldoen aan het 50%-criterium - zoals C4C - vallen dus toch onder het begrip ‘uitzendovereenkomst’ en dienen verplicht deel te nemen aan het bedrijfstakpensioenfonds. Dit terwijl de pensioenregeling van StiPP eigenlijk is bedoeld voor de traditionele uitzendkrachten en daar ook op is toegesneden. Zou het er in de praktijk toe leiden dat detacheerders of payrollwerkgevers dan ook gebruik gaan maken van de wettelijke mogelijkheden die een zogenaamde uitzendovereenkomst hen biedt? Bijvoorbeeld verruimde ontslagmogelijkheden en/of pas werkzekerheid na vijfeneenhalf jaar? De Hoge Raad ziet ook in dat zijn oordeel mogelijk tot situaties zal leiden die zich niet laten verenigen met hetgeen de wetgever voor ogen heeft gestaan in de nieuwe driehoeksrelaties. Hij roept de wetgever dan ook op om hieraan zo nodig grenzen te stellen. Ook geeft hij aan rechters mee om de wet zo uit te leggen dat strijd met de ratio van de wet wordt voorkomen. Wij verwachten hierover nog de nodige rechtszaken. De toekomst zal het uitwijzen.

 

Wilt u meer weten over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met één van onze andere specialisten van de sectie Arbeid & Medezeggenschap

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).