Download dit artikel als PDF 04 juni 2016

Hoge Raad: koper onder eigendomsvoorbehoud verkrijgt voorwaardelijk eigendomsrecht en kan pandrecht vestigen

In de meeste koopovereenkomsten of de daarbij behorende algemene voorwaarden staat een eigendomsvoorbehoud opgenomen, inhoudende dat de geleverde zaken eigendom van de leverancier blijven, totdat de koopprijs van de desbetreffende zaken is betaald. De zaken zijn meestal al afgegeven aan de koper, zodat de koper er in feitelijke zin over kan beschikken. Maar kan een dergelijke koper onder eigendomsvoorbehoud ook al in juridische zin over de zaken beschikken, door er bijvoorbeeld een pandrecht op te vestigen? Of kan de koper onder eigendomsvoorbehoud dat pas, als het eigendomsvoorbehoud is vervallen (meestal na betaling van de koopsom) en hij dus onvoorwaardelijk eigenaar is geworden?

Deze rechtsvraag is van groot belang voor zowel de financierings- als de faillissementspraktijk. Een financier/pandhouder zal immers willen dat het ten behoeve van hem verstrekte pandrecht ook in het geval van een faillissement kan worden uitgeoefend.

Voor rechtsgeldige verpanding is onder meer nodig dat degene die het pandrecht vestigt beschikkingsbevoegd is. Daarnaast moet aan bepaalde formaliteiten zijn voldaan. Hier staat de beschikkingsbevoegdheid centraal.

Twee tegengestelde visies
Lange tijd werd er vanuit gegaan dat de koper onder eigendomsvoorbehoud in het geheel niet beschikkingsbevoegd was en dus ook geen pandrecht kon vestigen op de gekochte zaken, ook al had hij verder aan alle formaliteiten voldaan. Hij was immers nog geen (onvoorwaardelijk) eigenaar. Hij zou alleen (voorwaardelijk) recht hebben op levering van de zaak.

Volgens die visie zou een faillissement van de koper dat na de feitelijke levering, maar voor het vervallen van het eigendomsvoorbehoud zou worden uitgesproken een probleem opleveren voor de financier. De koper verliest namelijk bij faillissement zijn beschikkingsbevoegdheid en dus ook de bevoegdheid om nog te verpanden. Dit wordt het “fixatiebeginsel” genoemd. Als de koper de zaak pas kan verpanden als hij onvoorwaardelijk eigenaar is, dan is dat bij een tussentijds faillissement dus niet meer mogelijk. In dat geval is er dus geen sprake van een pandrecht en valt het goed in de faillissementsboedel, indien en zodra de koopsom (of het restant daarvan) wordt voldaan.

Volgens een andere visie zou de koper onder eigendomsvoorbehoud meteen bij feitelijke levering al een “voorwaardelijk eigendomsrecht” verkrijgen. Hij zou dan ook beschikkingsbevoegd zijn onder de voorwaarde dat het eigendomsvoorbehoud zou vervallen en dus een pandrecht kunnen vestigen op het voorwaardelijk eigendomsrecht. Volgens de voorstanders van deze visie zou een faillissement van de koper dat wordt uitgesproken voordat de koopprijs is betaald geen probleem moeten vormen. Indien na faillissementsdatum alsnog (het restant van) de koopprijs zou worden betaald, wordt de koper volledig eigenaar. Omdat er voor de faillietverklaring van de koper al aan de formaliteiten voor de vestiging van een pandrecht was voldaan en de koper na de uitspraak van het faillissement ook geen handeling meer hoeft te verrichten, gaan de opbrengst van de zaak niet naar de boedel, maar naar de pandhouder.

De zaak Reuser/Rabobank (ECLI:NL:HR:2016:1046)
In een enigszins curieuze casus die ik beschreef in mijn artikel voor Juridisch up to Date stond de vraag centraal welke van deze twee visies juist is. In het hoger beroep in deze zaak oordeelde het Hof Den Haag dat van een voorwaardelijk eigendom geen sprake kan zijn en er dus ook geen pandrecht kan worden gevestigd voordat de koper onvoorwaardelijk eigenaar is geworden. De Hoge Raad heeft op 3 juni 2016 echter beslist dat de laatstgenoemde visie de juiste is.

Volgens de Hoge Raad zijn koper en verkoper, zolang er nog niet is betaald, beiden voorwaardelijk eigenaar: de verkoper onder ontbindende voorwaarde en de koper onder opschortende voorwaarde. Beiden kunnen een pandrecht op de zaak vestigen, maar in beide gevallen alleen inclusief diezelfde ontbindende respectievelijk opschortende voorwaarde. Zodra de verkoper wordt betaald, verliest de verkoper zijn eigendomsrecht, wordt de koper onvoorwaardelijk eigenaar en heeft de financier een rechtsgeldig pandrecht op de zaak.

Gevolgen
De positie van financiers is door dit arrest versterkt. Het kan voor financiers vanaf nu nuttig zijn om na faillietverklaring van de debiteur van de financier (het restant van) de koopsom van de aan de financier verpande zaken te voldoen, zodat deze zaken onder het pandrecht komen te vallen. Dat is met name nuttig, indien het te betalen restantbedrag lager is dan de waarde van de zaak. Eerder was dat niet zinvol, omdat de zaken dan in de boedel vielen en dus door de curator konden worden verkocht.


Meer weten?
Wilt u meer weten over dit onderwerp of heeft een vraag op het terrein van het Insolventierecht? Dan kunt u contact opnemen met Frank Smetsers of een van onze andere specialisten van de sectie Insolventie & Herstructurering. Wij verwijzen u ook naar deze publicatie hierover.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).