Gerechtshof Amsterdam: Geen franchiseovereenkomsten voor autobedrijven
Het recente arrest van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2025:673) heeft de autobranche opgeschud met een belangrijke mijlpaal in de juridische kwalificatie van dealer- en reparateurovereenkomsten en de toepassing van de Wet franchise.
In deze baanbrekende zaak stonden de Vereniging van Voormalige Opel Dealers Nederland (VODN) en de Vereniging van Groupe PSA Contractpartners Nederland (VGPCN) tegenover Stellantis Nederland B.V., waarbij de cruciale vraag was of de gesloten dealer- en reparateurovereenkomsten als franchiseovereenkomsten konden worden aangemerkt.
Achtergrond van de zaak
VODN en VGPCN vertegenwoordigden autobedrijven die overeenkomsten hadden gesloten met Stellantis Nederland B.V., de rechtsopvolgster van Opel Nederland B.V., Citroën Nederland B.V. en Peugeot Nederland N.V. Deze autobedrijven stelden dat hun overeenkomsten franchiseovereenkomsten waren in de zin van artikel 7:911 BW. Stellantis Nederland B.V. betwistte dit en stelde dat de overeenkomsten eerder kenmerken hadden van selectieve distributie.
Oordeel van het Hof
Het hof oordeelde dat de overeenkomsten niet konden worden aangemerkt als franchiseovereenkomsten. De belangrijkste overwegingen van het hof waren:
Franchiseformule
Volgens artikel 7:911 lid 2 BW moet een franchiseformule bestaan uit een operationele, commerciële en organisatorische formule die bepalend is voor een uniforme identiteit en uitstraling van de franchiseondernemingen. Het hof stelde vast dat de overeenkomsten tussen de dealers en Stellantis Nederland B.V. niet voldeden aan deze definitie. De operationele, commerciële en organisatorische elementen in de overeenkomsten waren niet bepalend voor een uniforme identiteit en uitstraling van de ondernemingen van de dealers en reparateurs.
Selectieve Distributie
Het hof merkte op dat de overeenkomsten eerder kenmerken hadden van selectieve distributie. Dit houdt in dat de importeur/fabrikant bepaalde kwalitatieve en kwantitatieve criteria stelt waaraan de dealers moeten voldoen om de producten te mogen verkopen. Deze criteria zijn gericht op het waarborgen van de kwaliteit en de luxueuze uitstraling van de producten.
Historische Context
Het hof wees erop dat dealer- en reparateurovereenkomsten in de autobranche traditioneel als selectieve distributie werden beschouwd en niet als franchise. Dit werd ondersteund door Europese regelgeving en richtsnoeren die al decennia van kracht zijn.
Implicaties voor de autobranche
Dit arrest biedt duidelijkheid over de juridische kwalificatie van dealer- en reparateurovereenkomsten en bevestigt dat dergelijke overeenkomsten in de autobranche doorgaans niet als franchiseovereenkomsten kunnen worden aangemerkt. Dit heeft belangrijke gevolgen voor autobedrijven en importeurs/fabrikanten, aangezien zij hun contractuele relaties mogelijk moeten herzien om ervoor te zorgen dat ze voldoen aan de juiste juridische kwalificaties.
Daarnaast beperkt dit arrest de reikwijdte van de Wet franchise, waardoor bedrijven in de autobranche niet onbedoeld worden geconfronteerd met de strenge eisen en verplichtingen die aan franchiseovereenkomsten zijn verbonden. Dit biedt meer zekerheid en duidelijkheid voor bedrijven bij het opstellen van hun contracten.
Het arrest van het Gerechtshof Amsterdam is een belangrijke mijlpaal in de juridische kwalificatie van dealer- en reparateurovereenkomsten en biedt waardevolle inzichten voor de autobranche en andere sectoren waar vergelijkbare selectieve distributieovereenkomsten worden gebruikt.
Heeft u vragen over dit arrest of de juridische implicaties ervan? Neem gerust contact met ons op voor meer informatie.
Juridisch advies is altijd maatwerk. Deze blog bevat algemene informatie. Hoewel het artikel met veel aandacht en zorgvuldigheid is geschreven, is het verstandig om in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in te winnen. (Lees onze disclaimer).