Download dit artikel als PDF 20 juni 2023

Schade aan het gehuurde: wie moet wat bewijzen?

Met grote regelmaat is er discussie over de vraag wie moet bewijzen wat de oorzaak is van schade aan het gehuurde. Art. 7:218 lid 2 BW, in samenhang met lid 1, houdt in dat – behalve de in lid 2 genoemde uitzonderingen – alle schade aan de verhuurde zaak wordt vermoed te zijn ontstaan door een aan de huurder toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst. Hoe ver gaat dit vermoeden? Daar ging een uitspraak van de Hoge Raad van 26 mei jl. over; heeft dit bewijsvermoeden alleen betrekking op het causale verband tussen de schade en de toerekenbare tekortkoming of ook op de aanwezigheid van de toerekenbare tekortkoming zelf?

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2023:775

Een echtpaar is eigenaar van twee woningen: de ene ligt boven de andere. De bovenwoning is door de vrouw van het echtpaar per 1 juni 2016 verhuurd aan een huurder (en een medehuurder). Twee weken later heeft deze medehuurder geconstateerd dat een koppeling van de cv-installatie op de door hen gehuurde zolderverdieping lekte. De lekkage was (zo meende deze huurder) eenvoudig op te lossen door de vulslang richting de koppeling aan de kant van de aftap- en vulkraan te duwen en de slangklem aan die kant vast te draaien. Een dikke maand later is er zeer ernstige waterschade ontstaan: het gehuurde en de benedenwoning kwamen onder water te staan en de beide woningen zijn maandenlang onbewoonbaar verklaard. De huurovereenkomst is per 1 mei 2017 geëindigd.

Partijen waren het erover eens dat de schade was ontstaan doordat de vulslang die op de cv-installatie en de waterkraan was aangesloten door de permanente waterdruk is losgesprongen van de openstaande waterkraan en dat het water uit de waterkraan toen gedurende een langere periode vrij in het gehuurde is blijven stromen. Partijen waren het er niet over eens wie de waterkraan op de cv-installatie had opengedraaid en niet meer dichtgedraaid. Wie moest bewijzen wie hiervoor verantwoordelijk was? De verhuurders stelden dat vermoed moest worden dat de huurder(s) de kraan hadden opengedraaid en dat huurders dus het tegendeel moesten bewijzen (en de huurders stelden dat ze niet aan die kraan gezeten hadden en dat die al openstond toen zij het gehuurde betrokken).

De verhuurders vorderde vergoeding van de schade aan het gehuurde van € 121.006,02 van huurder en diens medehuurder.

Het hof (in Den Bosch) gaf verhuurders geen gelijk. Volgens het hof heeft het in artikel 7:218 lid 2 bedoelde bewijsvermoeden alleen betrekking op het causaal verband tussen de tekortkoming en de schade (in dit geval: door waterdruk is de slang losgesprongen en door die losgesprongen lang is de schade ontstaan) maar niet op de toerekenbaarheid van de tekortkoming aan de huurder (aan wie is het losschieten van de slang toe te rekenen). Verhuurders moesten dus bewijzen wie de slang had losgedraaid, aldus het hof, op grond van de hoofdregel van  artikel 150 Rv. De verhuurders kregen niet bewezen dat een van de huurders de waterkraan van de cv-installatie had opengedraaid en niet meer dichtgedraaid. Het hof had de vordering daarom afgewezen.

Nee, zegt de Hoge Raad, dit is niet de goede uitleg van artikel 7:218, lid 2 BW: het hierin genoemde bewijsvermoeden betreft niet alleen het causaal verband tussen de tekortkoming en de schade (door de lekke slang is er schade ontstaan) maar ook de tekortkoming zelf (wie is verantwoordelijk voor die lekke slang). De gedachte hierachter is dat de huurder in de regel veel beter dan de verhuurder in staat is om na te gaan door welke oorzaak de schade aan het gehuurde is ontstaan: hij gebruikt het gehuurde immers.

Het hof in Leeuwarden moet een nieuwe uitspraak doen in hoger beroep.

 

Juridisch advies is altijd maatwerk. Deze blog bevat algemene informatie. Hoewel het artikel met veel aandacht en zorgvuldigheid is geschreven, is het verstandig om in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in te winnen. (Lees onze disclaimer).