Download dit artikel als PDF 29 maart 2023

Vorderingsrecht TVL-subsidie kan ook niet worden verpand

Een veelgebruikt zekerheidsrecht in Nederland betreft het pandrecht. In de financieringspraktijk wordt hier veelvuldig gebruik van gemaakt, in de vorm van onder andere een pandrecht op een vordering op naam. Is de schuldenaar in verzuim met voldoening van hetgeen waarvoor het pandrecht tot zekerheid strekt, dan kan de bank na mededeling van het pandrecht aan de derde nakoming van de vordering verlangen en het bedrag in ontvangst nemen. De geldverstrekker (pandhouder) kan dan direct naar diegene die geld verschuldigd is aan de schuldenaar en dit bedrag in ontvangst nemen.

Het is derhalve gebruikelijk dat een geldverstrekker een pandrecht verlangt op alle vorderingen die een schuldenaar op een derde heeft óf zal verkrijgen. In de praktijk wordt dus getracht om zoveel mogelijk vorderingen onder het pandrecht te scharen, zodat het zekerheidsrecht van de geldverstrekker qua omvang zo groot mogelijk is.

NOW-subsidie kan niet worden verpand
Ongeveer een jaar geleden kreeg de rechtbank Midden-Nederland de vraag voorgelegd of ook NOW-subsidies kunnen worden verpand. Rabobank stelde zich op het standpunt in deze procedure dat dit kon en dat zij op grond daarvan over mocht gaan tot verrekening. De rechtbank ging hier echter niet in mee.

De rechtbank overwoog dat verpanding van een vorderingsrecht niet mogelijk is, indien het desbetreffende vorderingsrecht naar haar aard niet overdraagbaar is. In dat kader ontstaat bij toekenning van een NOW-subsidie een vorderingsrecht van de verkrijger op de subsidieverstrekker, waardoor voornoemd kader ook hierop van toepassing is. Of dat vorderingsrecht kan worden overgedragen en dus kan worden verpand, hangt af van de aard van het vorderingsrecht. Ter beoordeling hiervan heeft de rechtbank gekeken naar de totstandkomingsgeschiedenis van de NOW-subsidie. Zij komt daarbij tot de conclusie dat de NOW-subsidie in het leven is geroepen om werkgevers met een acute en zware omzetterugval vanwege de coronamaatregelen via een subsidie financieel te ondersteunen om werknemers te behouden. Eveneens is de subsidie gericht op het voorkomen van werkloosheid en het zoveel mogelijk garanderen van baan- en inkomenszekerheid voor werknemers. De subsidie moet dus in feite ten goede komen aan de bij de werkgever in dienst zijnde werknemers, waarbij de werkgever fungeert als tussenschakel om dit te bewerkstelligen. Hoewel het vorderingsrecht toekomt aan de werkgever, constateert de rechtbank dat de wetgever eigenlijk heeft bedoeld dat deze subsidie via de werkgever direct terechtkomt bij de werknemers. Op grond hiervan is de rechtbank van mening dat de aard van het vorderingsrecht zich dus verzet tegen de overdraagbaarheid hiervan, aangezien overdraagbaarheid van het vorderingsrecht zou betekenen dat de subsidie kan worden verpand en dan niet zou toekomen aan de werknemers voor wie de subsidie is bedoeld. Dit heeft als gevolg dat het vorderingsrecht met betrekking tot de NOW-subsidie niet kan worden verpand.

TVL-subsidie kan ook niet worden verpand
In februari van dit jaar dook echter een bijna gelijkwaardige vraag op in een WHOA-procedure. Naast enkele aspecten rondom de WHOA, kwam ook de vraag naar voren of een vorderingsrecht ten aanzien van een TVL-subsidie kan worden verpand. Dit kom nogmaals neer op de vraag of dit vorderingsrecht naar zijn aard overdraagbaar is.

Ook in deze procedure heeft de rechtbank gekeken naar het doel van de TVL-subsidie. Zij overweegt dat de subsidie is bedoeld voor ondernemingen die het hardst zijn geraakt door de coronamaatregelen en door voornoemde subsidie hun vaste lasten kunnen blijven voldoen en de onderneming draaiende kunnen houden. Ook bij deze subsidie speelt de omzetterugval en de hoogte van de vaste lasten een rol, net als bij toekenning van een NOW-subsidie. De rechtbank ziet daarom veel gelijkenis met een NOW-subsidie, aangezien beide in de kern zijn gericht op behoudt van ondernemingen en de werkgelegenheid gedurende de coronapandemie. Gezien deze gelijkenis sluit de rechtbank aan bij de conclusie van de rechtbank Midden-Nederland en oordeelt dat het vorderingsrecht met betrekking tot de TVL-subsidie naar zijn aard niet overdraagbaar is en dus niet kan worden verpand.

Gevolgen voor de praktijk
Voornoemde uitspraken zijn van groot belang voor de financieringspraktijk en de insolventiepraktijk. Ten eerste zullen geldverstrekkers een minder omvangrijk zekerheidsrecht hebben. Zij kunnen immers de NOW- en TVL-subsidie niet scharen onder het pandrecht, waardoor een deel van de inkomsten van een onderneming niet tot zekerheid strekken van hetgeen de geldverstrekker heeft te vorderen.

Daarnaast kunnen banken de ontvangen subsidies rondom datum faillissement niet zonder meer verrekenen, aangezien het vorderingsrecht ten aanzien van voornoemde subsidies niet kan worden verpand. Banken kunnen daardoor geen beroep doen op de uitzondering van HR Mulder q.q./CLBN en moeten dus op grond van artikel 54 Fw te goeder trouw zijn op het moment van ontvangst van de subsidie. Is dit niet het geval, dan komt de ontvangen subsidie toe aan de boedel.

 

Juridisch advies is altijd maatwerk. Deze blog bevat algemene informatie. Hoewel het artikel met veel aandacht en zorgvuldigheid is geschreven, is het verstandig om in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in te winnen. (Lees onze disclaimer).