Download dit artikel als PDF 10 maart 2015

Huishoudelijke hulp en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)

Onder de Wmo 2015 hebben gemeenten de opdracht zorg te dragen voor maatschappelijke ondersteuning. Uitgangspunt daarbij is dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun leven en dus ook voor hun zelfredzaamheid en participatie. Als het zelf niet lukt, kan de gemeente ondersteuning bieden, bijvoorbeeld op het gebied van huishoudelijke hulp. De uitvoering van de Wmo 2015 door gemeenten is in individuele gevallen al aan meerdere rechters voorgelegd. Eerder schreven wij over een ouder echtpaar uit Dantumadeel, dat in kort geding voor elkaar kreeg dat de gemeente niet zonder nader onderzoek de huishoudelijke hulp aan hen mocht intrekken.

Op 9 maart 2015 zijn er weer twee uitspraken door bestuursrechters gewezen over het toekennen van huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015. De bestuursrechter van de rechtbank Gelderland heeft in kort geding bepaald dat twee inwoners van ‘s-Heerenberg (gemeente Montferland), die al geruime tijd huishoudelijke hulp kregen op basis van de oude Wmo, voorlopig recht houden op drie uur huishoudelijke hulp per week. Volgens de beleidsregels van de gemeente is huishoudelijke hulp per 1 januari 2015 een zogenaamde “algemeen gebruikelijke voorziening”. Dat betekent volgens de gemeente dat betrokkenen de eerste drie uur huishoudelijke hulp zelf moeten betalen. De bestuursrechter is er op voorhand niet van overtuigd dat dit uitgangspunt juist is. Algemeen gebruikelijke voorzieningen moeten ook in financiële zin passend zijn voor een betrokkene met een inkomen op het niveau van het sociaal minimum. Het schoonmaken van een woning moet als een algemeen dagelijkse levensverrichting worden gezien. Wanneer een huis niet schoon is, bestaat er een risico op vervuiling en aantasting van de gezondheid, aldus de rechter.

Op dezelfde dag heeft de bestuursrechter van de rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat de gemeente Utrecht in redelijkheid haar norm voor huishoudelijke hulp heeft vastgesteld. Een bejaard echtpaar ontvangt al jaren hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget. Door de invoering van de Wmo 2015 is de huishoudelijke hulp aan dit echtpaar teruggebracht van 5,5 uur per week naar 1,5 uur per week. Het echtpaar maakt bezwaar tegen het besluit van de gemeente. In de procedure voert de gemeente aan dat de door haar toegepaste norm tot stand is gekomen in overleg met veertien (kleine, middelgrote en grote) zorginstanties, waarna de cliëntenraad zich erover heeft mogen uitspreken. Er zijn bovendien vijftien zorginstanties die inmiddels contracten hebben gesloten met de gemeente om met die norm huishoudelijke hulp te verlenen. De rechtbank oordeelt dat de gemeente in redelijkheid dit beleid heeft kunnen vaststellen. De norm hoeft dus niet te worden aangepast.

De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland is gewezen in een bodemprocedure over het besluit tot vermindering van het persoonsgebonden budget. De vaststelling van het beleid door de gemeente kan de toetst der kritiek doorstaan, ook al betekent de toepassing van dit beleid dat het echtpaar in kwestie er qua huishoudelijke hulp flink op achteruit gaat. De uitspraak van de rechtbank Gelderland is, evenals de eerder besproken uitspraak over het bejaarde echtpaar in Dantumadeel, een uitspraak in kort geding. De betreffende besluiten van de gemeenten om de huishoudelijke hulp te korten of in te trekken zijn geschorst in afwachting van de toetsing door de bodemrechter. De uitvoering van de Wmo 2015 door gemeenten zal de gemoederen nog wel even bezig houden.

Wilt u meer weten over deze uitspraken of over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met Boudewijn Cremers. Boudewijn is lid van het Brancheteam Zorg.
 
Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).