Download dit artikel als PDF 11 maart 2024

Uitstel Wet Verduidelijking Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden

Het kabinet is al geruime tijd voornemens de balans tussen het werken met een zelfstandige c.q. als een zelfstandige enerzijds en het werken met een werknemer c.q. als werknemer anderzijds te herstellen. Naar aanleiding van dit voornemen is het Wetsvoorstel Verduidelijking Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (hierna: het wetsvoorstel) in het leven geroepen. De internetconsultatie van dit voorstel leverde zoveel reacties op dat uitstel van inwerkingtreding geraden was.

Hoe zat het ook alweer?
Op dit moment is de wettelijke norm om werknemers van zelfstandigen te onderscheiden een open norm die door de jurisprudentie wordt ingekleurd. Met het wetsvoorstel hoopt het kabinet meer houvast te bieden t.a.v. de arbeidsrelaties met werknemers en zelfstandigen. Daarnaast worden werkenden met beperkte onderhandelingsmacht ondersteund bij het opeisen van hun arbeidsovereenkomst. Het is niet duidelijk of het wetsvoorstel zal aanhaken bij de uitspraak van de Hoge Raad in het welbekende Deliveroo-arrest, maar dat er meer en strenger opgetreden zal worden tegen schijnzelfstandigheid is wel duidelijk.

Het wetsvoorstel bevat twee belangrijke wijzigingen of beter gezegd aanvullingen:

Op dit moment is er sprake van een arbeidsrelatie als voldaan is aan drie vereisten: arbeid, loon en gezag (in dienst van de andere partij). Dit staat in artikel 7:610 BW. Dit artikel wordt aangevuld met een drietal nieuwe leden. De nieuwe leden zien op het begrip ‘werken in dienst van’ en het doel is het toetsingskader te verduidelijken. De aanvulling ziet op het derde vereiste, het gezag vereiste (in dienst van de andere partij) en komt er als volgt uit te zien. Er is sprake van gezag:

  1. Als de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkgever; of
  2. Als de arbeid of de werknemer organisatorisch zijn ingebed in de organisatie van de werkgever; en
  3. Als de werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht.

Bovengenoemde criteria wordt ook wel de ABC-toets genoemd. Tevens is er een C+ toets, wat kort gezegd inhoudt dat er naast de ABC-toets, ook wordt gekeken naar hoe de werkende zich doorgaans in het economisch verkeer gedraagt. Er zal gebruik gemaakt worden van de C+-toets, als de onderdelen A en B even zwaar wegen als onderdeel C. De onderdelen A en B dienen immers afgewogen te worden tegen onderdeel C.

Niet alleen de gezagsverhouding zal verduidelijkt worden met het nieuwe wetsvoorstel, maar ook zal er een nieuw artikel, te weten 7:610aa BW geïntroduceerd worden. In dit artikel wordt het rechtsvermoeden geïntroduceerd dat er in ieder geval sprake van een arbeidsrelatie zal zijn als de beloning voor het verrichten van werkzaamheden lager dan € 32,24 per uur bedraagt. Dit bedrag bestaat uit 120 % van het wettelijke brutominimumloon (WML) maal een factor 1.5, aangezien zelfstandigen niet alleen maar declarabele uren maken, maar ook administratie e.d. hebben te verrichten.

Als een werkende kan aantonen dat er sprake is van een uurtarief lager dan het bovenstaande bedrag, wordt vermoed dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en is het aan de werkgever om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het doel van de introductie van dit rechtsvermoeden is om het voor de werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt makkelijker te maken om een arbeidsovereenkomst op te eisen bij de werkgevende en indien nodig ook bij de rechter.

Met het tarief wordt ook beoogd makkelijker de grens te kunnen trekken tussen zelfstandigheid en schijnzelfstandigheid.

Inwerkingtreding wordt verwacht ultimo 2025.

 

Juridisch advies is altijd maatwerk. Deze blog bevat algemene informatie. Hoewel het artikel met veel aandacht en zorgvuldigheid is geschreven, is het verstandig om in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in te winnen (lees onze disclaimer).