Download dit artikel als PDF 18 januari 2023

Hoge Raad wijzigt maatstaf voor terugkomen op akte niet-dienen

Het is de nachtmerrie van iedere advocaat in hoger beroep. De memorie van grieven is een dag voor de roldatum meegegeven aan de koerier, maar er gaat iets fout bij de post en de memorie komt te laat aan. Het gevolg is dat het hof verval van het recht om grieven te dienen verleent. In sommige gevallen mag een rechter echter terugkomen van een dergelijke beslissing. In onderstaande blog ga ik in op een recente uitspraak van de Hoge Raad over de maatstaf voor het terugkomen op een dergelijke beslissing.

Verloop indienen memorie van grieven

Een hoger beroep vangt aan op het moment dat de appellant een appeldagvaarding laat betekenen en deze vervolgens voor de roldatum aanbrengt bij het gerechtshof. Na het aanbrengen van de appeldagvaarding krijgt de appellant een termijn voor het indienen van een memorie van grieven. De appellant moet ervoor zorgen dat de memorie van grieven uiterlijk op de laatste dag van deze termijn bij het hof is. In de praktijk gebeurt dit door middel van het verzenden van de memorie per post. Indien de memorie van grieven niet op tijd bij het hof is ontvangen en er geen uitstel is verleend, vervalt in beginsel op grond van artikel 133 lid 4 Rv het recht om die proceshandeling te verrichten. Deze beslissing wordt ook wel akte niet-dienen genoemd. Het resultaat hiervan is niet-ontvankelijkverklaring van appellant in zijn hoger beroep. Dit verval van recht is echter niet absoluut. De eisen van een goede procesorde kunnen meebrengen dat het onaanvaardbaar is om akte niet-dienen te verlenen, ook wanneer is voldaan aan de voorwaarden van artikel 133 lid 4 Rv. Neemt (de rolraadsheer van) het hof alsnog de beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen, dan geldt deze beslissing als een tussenvonnis/-arrest, waarbij een bindende eindbeslissing is gegeven. Een rechter mag op een dergelijke beslissing in dezelfde instantie in beginsel niet terugkomen.

Terugkomen van een akte niet-dienen

In het arrest van de Hoge Raad draait het om Marba en Salling. Salling laat de facturen met betrekking tot door Marba geleverde vaatwastabletten onbetaald, omdat zij van mening is dat de tabletten niet voldoen aan de kwaliteitseisen. Marba start daarom een procedure en vordert betaling van Salling van de openstaande facturen. Salling vordert in reconventie een verklaring voor recht dat vanwege de slechte kwaliteit van de tabletten sprake is van wanprestatie. De rechtbank heeft in conventie de vordering van Marba afgewezen en in reconventie voor recht verklaard dat Marba toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met Salling. Marba heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

Op 16 november 2021 (de roldatum ten aanzien van de memorie van grieven) constateert (de rolraadsheer van) het hof dat de memorie van grieven niet is ingediend en dat er ook geen uitstel is verzocht. Het hof verleent daarom direct op 16 november 2021 bij rolbeslissing akte niet-dienen ten aanzien van Marba. Marba verzoekt het hof om terug te komen van de akte niet-dienen en toe te staan alsnog de memorie van grieven in te dienen. Zij voert hiertoe onder andere aan dat de memorie tijdig, op 15 november 2021, is meegegeven aan FalkPost en dat een kopie gelijktijdig is verstuurd naar Salling. Het hof wijst dit verzoek af. Marba verzoekt het hof vervolgens om terug te komen van voorgenoemde afwijzing, dan wel om tussentijds cassatieberoep toe te staan tegen deze afwijzing. Het hof wijst het verzoek om terug te komen op haar beslissing nogmaals af, met als motivatie dat de memorie pas op 18 november 2021 is ontvangen door het hof en dat de door Marba aangevoerde omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg zijn om terug te komen van de gegeven beslissing. Het hof staat wel tussentijds cassatieberoep toe tegen de eerste afwijzing. Saillant detail in deze is het feit dat het hof in de tweede afwijzing opmerkt dat drie niet aan onderhavige zaak gerelateerde memories die per FalkPost waren verzonden voor de rol van 16 november 2021, eveneens pas op 18 november 2021 zijn ontvangen door het hof, hetgeen suggereert dat het hof uitging van een fout bij de post.

De Hoge Raad buigt zich in deze kwestie dus over de vraag of het hof had moeten terugkomen van de akte niet-dienen. Marba meent dat het hof haar beslissing om niet terug te komen op de akte niet-dienen onvoldoende heeft gemotiveerd, aangezien aan deze beslissing de overweging ten grondslag ligt dat de omstandigheden hiervoor ‘niet uitzonderlijk genoeg’ zijn. De Hoge Raad overweegt dat indien een rechter constateert dat een eerder door hem gegeven eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, hij bevoegd is om, na het horen van de partijen, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing ter voorkoming van een eindbeslissing op grond van een ondeugdelijke grondslag. Voor het terugkomen op een dergelijke beslissing zijn geen bijzondere, in de zin van uitzonderlijke, door de rechter nauwkeurig aan te geven omstandigheden vereist. Hiermee komt de Hoge Raad dus terug van zijn arrest van 4 september 2015, waarin was bepaald dat het hof nauwkeurig de bijzondere omstandigheden moet benomen op grond waarvan het onaanvaardbaar is om vast te houden aan een eerdere eindbeslissing.

Bovenstaande overwegingen brengen met zich dat een rechter bevoegd, en ook gehouden, is om terug te komen van een rechtsgeldig verleende akte niet-dienen indien naderhand blijkt van feiten en omstandigheden die, als de rechter die had gekend op het moment dat de beslissing werd genomen, tot het oordeel hadden geleid dat het onaanvaardbaar zou zijn om akte niet-dienen te verlenen. De beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen berustte in dat geval immers op een onjuiste, waaronder is te begrijpen een onvolledige, feitelijke grondslag.

Toegepast op het geschil tussen Marba en Salling overweegt de Hoge Raad dat vaststaat dat de memorie op 15 november 2021 aan FalkPost is meegegeven en gelijktijdig is verstrekt aan Salling en dat het hof de te late ontvangst lijkt te wijten aan een fout van FalkPost. Daarnaast is het overduidelijk dat Marba door de akte niet-dienen ernstig in haar belangen wordt geschaad en Salling materieel gezien niet in haar belangen is geschaad. De Hoge Raad overweegt dat de motivering door het hof dat de door Marba aangevoerde omstandigheden ‘niet uitzonderlijk genoeg zijn’ om terug te komen van de akte niet-dienen, geen toereikende motivering oplevert. De Hoge Raad vernietigt daarom de rolbeslissingen van het hof en wijst het geding terug ter verdere behandeling en beslissing.

Ter conclusie toont dit arrest goed de verdere deformalisering van het procesrecht, waarbij kleine processuele fouten kunnen worden hersteld.

 

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).