Het blijft de gemoederen bezighouden: wat mag en moet een curator van een failliete huurder en als hij iets niet doet, wat hij wel zou moeten doen, wat voor consequenties heeft dat dan?
In het arrest Koot Beheer/Tideman q.q.) heeft de Hoge Raad overwogen dat de gewezen eigenaar/verhuurder uit hoofde van zijn recht op het gehuurde kan verlangen dat de curator de tot de boedel behorende zaken uit het gehuurde verwijdert en dat deze verplichting op de curator in zijn hoedanigheid rust en daarom het een boedelschuld is. Uit het arrest VKP/curatoren Aldel volgt dat ook een partij die geen eigenaar is van een onroerende zaak, maar daarop een exclusief gebruiksrecht heeft, verwijdering van tot de boedel behorende zaken kan vorderen. In dit laatste geval is de grondslag van de vordering niet het eigendomsrecht maar schending van de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm door de curator. Daarmee is ontruiming niet alleen een verbintenis van de failliet, maar ook een plicht die op de curator in zijn hoedanigheid rust. Niet-nakoming van die plicht leidt daarom tot een boedelschuld.
In deze zaak ging het om een curator van een bedrijf, Koster Metalen B.V., dat zich bezighield met de recycling van schroot. Koster had op een door haar in Beverwijk gehuurd terrein ongeveer 110 met restmateriaal gevulde containers geplaatst die daar stonden als een keerwal/schutting. Na het einde van de huur (na opzegging door de curator) had de curator deze containers niet weggehaald.
In een procedure was aan de orde of de vordering van de verhuurder van € 879.750,- ter zake verwijdering en sanering van die containers een concurrente vordering in het faillissement was of een boedelvordering. De curator stelde zich op het standpunt dat de containers (als keerwal) onroerend waren geworden door natrekking. Hij trok hieruit de conclusie dat de containers daarmee niet (meer) tot de boedel behorende zaken waren en dat hij ze dus niet hoefde te verwijderen.
Die vlieger ging niet op. Het hof Amsterdam liet in het midden of er sprake was van natrekking (tegen wil en dank) en overwoog dat als de containers onroerend zijn geworden door natrekking op de curator niet alleen verbintenisrechtelijke verplichting tot terugbrengen van het terrein in de oorspronkelijke staat rustte (een concurrente vordering) maar dat het dan ook in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid van de curator is (en dus onrechtmatig) om de containers met een aanzienlijk negatieve waarde niet te verwijderen (een boedelschuld). Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, die de curator (q.q.) had veroordeeld tot betaling van de opruim- en saneringskosten.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHAMS:2024:824