Ons is door de Hoge Raad in 2020 - in het arrest X/Gemeente Amsterdam (ECLI:NL:HR:2020:1746) - geleerd dat de bedoeling van partijen geen rol speelt bij de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst. In normaal Nederlands betekent dit: het maakt niet uit wat partijen afspreken t.a.v. een overeenkomst of wat partijen bedoelden te regelen, het is de praktijk die bepaalt of iemand een werknemer of een ZZP-er is. Partijen kunnen van de daken schreeuwen dat ze een overeenkomst van opdracht gesloten hebben, maar als ze zich feitelijk gedragen als werkgever en werknemer is er toch echt ‘gewoon’ sprake van een arbeidsovereenkomst. De praktische criteria om de beide overeenkomsten te onderscheiden kun je vervolgens vinden in ECLI:NL:HR: 2023:433, het Deliveroo-arrest. Eindelijk duidelijkheid. Eindelijk rust in de tent. Maar nee…
De kantonrechter in Assen (ECLI:NL:RBNNE:2014:1781) gaf heel recent maar weer eens een slinger aan de discussie. Een ICT-er werkte als zzp-er voor een onderneming (en dus) op basis van een overeenkomst van opdracht. In de praktijk is die overeenkomst in de loop der jaren steeds meer gaan lijken op een ‘gewone’ arbeidsovereenkomst. Als je kijkt naar de Deliveroo criteria kon je bijvoorbeeld constateren: de werkzaamheden behoorden tot de corebusiness van de onderneming; er was sprake van een vaste fee; de ICT-er werkte praktisch fulltime voor de onderneming en hij was volledig ingebed in de organisatie. Hij voerde de klus ook altijd zelf persoonlijk uit. Kortom, alle schijn van een arbeidsovereenkomst. Dat vond de onderneming zelf ook. De onderneming probeerde de IT-er een paar keer te overtuigen dat er een arbeidsovereenkomst diende te komen, hetgeen de ICT-er weigerde.
Op enig moment beëindigde de onderneming de samenwerking. Toen stelde de ICT-er zich ineens op het standpunt dat er sprake was van een (onjuist beëindigde) arbeidsovereenkomst met alle schadelijke gevolgen voor de onderneming van dien. Dit is een (weinig verheffend) fenomeen dat in de praktijk vaak te zien is. Ook de kantonrechter kon het niet waarderen. Het probleem is – zou je zeggen, gezien de insteek van de Hoge Raad – dat als er praktisch gezien een arbeidsovereenkomst is, er ook juridisch een arbeidsovereenkomst is, ook al geeft dat een oneerlijk resultaat. Zo niet de kantonrechter. Die komt met de bevredigende (maar juridisch waarschijnlijk niet houdbare) mededeling dat wanneer twee ondernemers op basis van een overeenkomst van opdracht zijn gaan samenwerken en de opdrachtgever op zeker moment voorstelt om bij hem in dienst te komen, pas dan een arbeidsovereenkomst tot stand komt als de opdrachtnemer duidelijk te kennen geeft dat hij dat ook wil. Zonder instemming en medewerking van de opdrachtnemer kan de overeenkomst van opdracht niet ‘zomaar’ transformeren in een dienstverband.
Heel bevredigend, maar ik vrees in hoger beroep onhoudbaar. To be continued.
Juridisch advies is altijd maatwerk. Deze blog bevat algemene informatie. Hoewel het artikel met veel aandacht en zorgvuldigheid is geschreven, is het verstandig om in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in te winnen. (Lees onze disclaimer).