Hoe zit het ook al weer met veranderingen of toevoegingen aan het gehuurde; deel 1 mag huurder die aanbrengen?

Hoe zit het ook al weer met veranderingen of toevoegingen aan het gehuurde; deel 1

Art. 7:215 BW bepaalt dat een huurder niet bevoegd is de inrichting of gedaante van het gehuurde geheel of gedeeltelijk te veranderen dan na schriftelijke toestemming van de verhuurder, tenzij het gaat om veranderingen en toevoegingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan kunnen worden gemaakt en verwijderd. Van deze bepaling kan niet ten nadele van huurder worden afgeweken (behalve als het om de buitenzijde van woonruimte gaat).

Partijen mogen hiervan dus wel ten voordele van huurder afwijken. Dit is bijvoorbeeld gebeurd in de zeer veelgebruikte ROZ-modellen voor 290- en 230a bedrijfsruimte (uit resp. 2015 en 2022). Daarin staat dat huurder bevoegd is om veranderingen en toevoegingen in, aan of op het gehuurde aan te brengen die voor de exploitatie van het bedrijf van de huurder nodig zijn. Dit geldt niet voor veranderingen en toevoegingen die betrekking hebben op de (bouwkundige) constructie van het gehuurde en de technische voorzieningen die deel uitmaken van het gehuurde of het gebouw of complex van gebouwen waarvan het gehuurde deel uitmaakt. Hiervoor is steeds de voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder nodig.

Over de vraag wanneer een verandering of toevoeging nodig is voor de exploitatie van het bedrijf van huurder, kan discussie ontstaan. Voor huurder en verhuurder kan het dus zinvol zijn om hierover nadere afspraken te maken.

Annekee Groenewoud

Advocaat & Partner

AdvocaatNeem contact op