Huurverhogingsbeding in huurovereenkomsten een onredelijk beding?

Huurverhogingsbeding in huurovereenkomsten

Een tijdje terug schreven wij dat de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam aan de Hoge Raad prejudiciële vragen heeft gesteld omtrent het huurverhogingsbeding in huurovereenkomsten van woonruimte. De hoofdvraag is of het huurverhogingsbeding dat voorziet in een jaarlijks toe te passen opslag op de huurprijs van maximaal 3% boven de CPI al dan niet moet worden aangemerkt als zijnde oneerlijk in de zin van de Europese richtlijn oneerlijke bedingen. Indien deze vraag positief wordt beantwoord, kan dit verregaande gevolgen voor verhuurders van woonruimte hebben. De plaatsvervangend procureur-generaal (hierna: ‘de PG’) heeft hierover een advies aan de Hoge Raad gegeven.

Het advies van de PG komt er in het kort op neer dat het huurverhogingsbeding met het oog op de beoordeling van de oneerlijkheid ervan moet worden gesplitst in een indexatiebeding en een opslagbeding. Alleen het opslagbeding staat in dat geval ter discussie. Uitgaande van een splitsing van het huurverhogingsbeding, heeft een eventuele vernietiging van het opslagbeding volgens de PG geen gevolgen voor huurverhogingen die zijn gebaseerd op het indexatiebeding. Vervolgens is een opslagbeding met een opslag van maximaal 3% volgens de PG in het algemeen niet aan te merken als een oneerlijk beding. Het voorgaande is anders indien het huurverhogingsbeding niet zou mogen worden gesplitst.

Het advies aan de Hoge Raad valt voor verhuurders dus positief uit, maar let wel: het betreft ‘slechts’ een advies aan de Hoge Raad. De Hoge Raad dient de prejudiciële vragen nog te beantwoorden. We houden u hiervan op de hoogte.

Klik hier voor de uitspraak.

Elnaz Fotowatkasb

Advocaat

AdvocaatNeem contact op