Download dit artikel als PDF 26 maart 2015

Faillissement Thebe Huishoudelijke Zorg blijft in stand

Op 18 december 2014 is Thebe Huishoudelijke Zorg (“Thebe”) door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op eigen aangifte failliet verklaard. Medewerkers vonden dat Thebe hen op deze manier goedkoop kwijt wilde raken. Zij waren ervan overtuigd dat er concrete plannen waren voor een overname. Volgens hen maakte Thebe op deze manier misbruik van het faillissementsrecht. Zij gingen tegen het faillissement in verzet. Dit verzet heeft de rechtbank op 15 januari 2015 ongegrond verklaard, waardoor Thebe failliet bleef. Tegen deze beslissing zijn de werknemers in hoger beroep gegaan. Het hof in 's-Hertogenbosch heeft vandaag de beslissing van de rechtbank bekrachtigd. Het faillissement van Thebe blijft dus in stand.

Het hof vindt dat Thebe, ook met het oog op behoud van werkgelegenheid, voldoende heeft gedaan om een faillissement af te wenden en om personeel elders onder te brengen. Van een voorgekookte doorstart is volgens het hof niets gebleken. Thebe was al jaren verlieslijdend en kampte met schulden. Sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning in 2007 is de vraag naar thuiszorg structureel verminderd. Ook de tarieven die de gemeenten betaalden voor het verlenen van thuishulp daalden steeds verder, waardoor de inkomsten van Thebe vaak lager werden dan de kosten die zij had. In het vierde kwartaal van 2014 bleek dat met de invoering van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning per 1 januari 2015 gemeenten nog minder thuiszorg zou gaan inkopen. Voor Thebe zou dat een omzetdaling van 55% betekenen. Een faillissement was onafwendbaar. Thebe heeft volgens het hof geen misbruik gemaakt van het faillissementsrecht door haar eigen faillissement aan te vragen.

Het hof overweegt ten overvloede nog dat een van tevoren voorbereide doorstart van een onderneming niet zonder meer betekent dat sprake is van oneigenlijk gebruik van het middel van faillissementsaanvraag. De financiële toestand van een onderneming kan immers zodanig zijn dat zij verkeert, of binnen afzienbare tijd komt te verkeren, in een toestand van hebben opgehouden te betalen (het wettelijk criterium voor faillietverklaring), ongeacht of de bedrijfsactiviteiten wel of niet in een andere onderneming worden voortgezet. In dat geval is een doorstart vaak, aldus nog steeds het hof, een kwestie van “redden wat er nog te redden valt”. Van oneigenlijk gebruik van het recht om het eigen faillissement aan te vragen is pas sprake als de betalingsonmacht van de onderneming wordt georkestreerd.

Wilt u meer weten over deze uitspraak of over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met Boudewijn Cremers. Boudewijn is lid van het Brancheteam Zorg.
 
Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).