Download dit artikel als PDF 19 november 2018

Hoge Raad verduidelijkt het leerstuk van de afgeleide schade

De waardevermindering in de aandelen of gederfde winst door onrechtmatig handelen van een derde wordt ook wel “afgeleide schade” genoemd. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 12 oktober de toepasbaarheid van het leerstuk afgeleide schade verder verduidelijkt. Met het befaamde Poot/ABP-arrest heeft de Hoge Raad decennia lang voor duidelijkheid gezorgd op het gebied van afgeleide schade. Een aandeelhouder kan geen schadevergoeding vorderen door waardevermindering in de aandelen of gederfde winst als een derde onrechtmatig tegen de vennootschap handelt, tenzij de gedraging tegen hem of haar rechtstreeks onrechtmatig is geweest.

Het ging in deze zaak om het volgende. Nadat de holding een perceel agrarische grond heeft verkregen, neemt zij zich voor hierop een potplantenkwekerij te realiseren. De gemeente neemt echter een aantal besluiten dat tot gevolg heeft dat de plannen van de holding niet geheel kunnen worden gerealiseerd. Daarna zijn deze besluiten door de Raad van State vernietigd en daarmee onrechtmatig bevonden jegens de holding. Vervolgens hebben de holding en haar dochtermaatschappij de gemeente aangesproken tot schadevergoeding en in rechte betrokken bij de civiele rechter. In eerste aanleg heeft de rechtbank de vordering van de dochtermaatschappij afgewezen, omdat zij zelf de besluiten niet heeft aangevochten. De gemeente heeft jegens de holding echter wel onrechtmatig gehandeld. Het verdere verloop van de procedure staat vervolgens in het teken van de vraag welke schade de holding op deze grondslag vergoed kan krijgen. Kan langs deze route alsnog vergoeding van de door de dochter geleden schade worden gevorderd? Kan langs deze weg vergoeding van de door de holding in de vorm van waardevermindering van aandelen worden gevorderd? In hoeverre stuit dit af op het leerstuk van afgeleide schade? Het hof heeft enkel vergoeding van verschillende door de holding rechtstreeks geleden schadeposten toegewezen en vergoeding van de andere schadeposten afgewezen. In cassatie staat vooral de vraag centraal of het hof het leerstuk van afgeleide schade correct heeft toegepast.

Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt als volgt. De holding heeft aangegeven dat haar bedrijfsactiviteiten waren ondergebracht in de dochtermaatschappij, die winst heeft gederfd doordat zij door de besluiten van de gemeente ernstig is gehinderd in haar exploitatiemogelijkheden. Als gevolg daarvan is substantiële schade geleden door de holding bestaande uit een lagere waarde van haar aandelen in de dochtermaatschappij. De Hoge Raad overweegt dat in beginsel aan een of meer houders van aandelen in de vennootschap niet een vordering toekomt op grond van afgeleide schade. Op deze regel kan een uitzondering worden gemaakt indien sprake is van een gedraging die specifiek onzorgvuldig is jegens de aandeelhouder. Deze regels berusten erop dat het in dat geval aan de vennootschap zelf is om, ter bescherming van de belangen van allen die bij het in stand houden van haar vermogen belang hebben, vergoeding van de toegebrachte schade te vorderen. Indien inderdaad van schade bij de holding sprake is en deze schade in zodanig verband staat met de onrechtmatige gedragingen van de gemeente jegens de holding dat de schade als een gevolg van die onrechtmatige gedragingen aan de gemeente kan worden toegerekend, komt die schade voor vergoeding in aanmerking. Niet valt in te zien dat de door de holding gestelde schade niet een zodanig invloed op de winst en het (eigen) vermogen van de dochtermaatschappij heeft gehad dat dit ook heeft geleid tot een lagere waarde van de aandelen die de holding in de dochtermaatschappij houdt. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof.

Conclusie
De regels over afgeleide schade hebben uitsluitend betrekking op het geval waarin onrechtmatig is gehandeld of wanprestatie is gepleegd jegens een vennootschap, en de aandeelhouder vergoeding vordert van de waardevermindering van zijn aandelen of gederfd dividend die daarvan het gevolg is. Het is dan aan de vennootschap zelf om schadevergoeding te vorderen. In deze zaak is geen sprake van onrechtmatig handelen jegens de dochtermaatschappij, zodat de holding geen schadevergoeding kan worden ontzegd op de grond dat de dochter terzake geen vordering heeft ingesteld. Kort gezegd: de maatstaven met betrekking op afgeleide schade vinden geen toepassing als jegens de vennootschap niet onrechtmatig is gehandeld of wanprestatie is gepleegd. In zo’n geval kan niet worden gezegd dat de vennootschap (de dochter) schadevergoeding had moeten vorderen. Er is dan geen grond om aan de aandeelhouder (de holding) het recht te ontzeggen schadevergoeding te vorderen. Er geldt dan alleen een andere maatstaf: er moet alsdan worden bekeken of de schade en het schadeveroorzakende besluit in zodanig verband staan, dat de schade aan de gemeente kan worden toegerekend. Het leerstuk van afgeleide schade dient volgens de Hoge Raad aldus niet te worden toegepast als onrechtmatig is gehandeld jegens de aandeelhouder zelf.

 

Wilt u meer weten over deze blog? Neem dan contact op met Angela van Buuren-Evers van de sectie Onderneming & Contracteren.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).