Download dit artikel als PDF 16 september 2022

Verjaring van contractuele boetes

Af en toe is het goed om stil te staan bij bekende – of ten onrechte onbekende – wetsbepalingen die voor de bedrijfsvoering van belang kunnen zijn. Een voor de praktijk belangrijk leerstuk is die van de verjaring van vorderingen. Er wordt in voorkomende gevallen over het hoofd gezien dat vorderingen kunnen verjaren. Wat ook wel eens wordt vergeten is dat verjaringstermijnen (in de meeste gevallen) kunnen worden gestuit. Verjaring treedt niet van rechtswege in. Een partij die meent dat een vordering is verjaard dient daar expliciet een beroep op te doen. Een rechter toetst dit niet ambtshalve.

In de meeste zakelijke huurovereenkomsten is een boete opgenomen voor het niet tijdig of volledig betalen van de huur. Een contractuele boete verjaart na vijf jaren, tenzij de verjaring wordt gestuit. Dat houdt in dat de verjaringstermijn weer opnieuw gaat lopen vanaf het moment van stuiten. Dat kan gebeuren door het starten van een juridische procedure, of een andere daad van rechtsvervolging (artikel 3:316 lid 1 BW), maar ook door het sturen van een sommatiebrief, of een schriftelijke mededeling dat de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 lid 1 BW). Een vordering tot nakoming wordt ook gestuit door een erkenning van de schuldenaar dat hij nog moet nakomen (artikel 3:318 BW). Het is aan de partij die zich op stuiting beroept om te bewijzen dat er daadwerkelijk is gestuit. Het is daarom aan te raden om stuitingsbrieven in ieder geval per aangetekende post te verzenden.

In een wat oudere zaak, maar niet minder relevant, speelt voor het gerechtshof het volgende: een huurder van bedrijfsruimte tot en met november 2013 een aantal huurbetalingen te laat verricht. Op het niet tijdig of volledig voldoen van de huur staat een contractuele boete. Het meest gebruikte model huurovereenkomst is die van ROZ. In de bijbehorende Algemene Bepalingen Huurovereenkomst voor bedrijfsruimte is een boetebeding opgenomen voor te late betalingen.

Laatstelijk bij brief van 11 november 2013 had de verhuurder de verjaring gestuit. Hierdoor zou de vordering vijf jaar later, per 12 november 2018, verjaren.

Op 25 juli 2017 is verhuurder een gerechtelijke procedure gestart waarin onder andere een vordering is ingesteld tot betaling van de contractuele boete. Een dergelijke handeling heeft stuitende werking. Dat houdt in dat de vordering nu zal verjaren op 26 juli 2022. Echter, tijdens de procedure heeft verhuurder de vorderingen ingetrokken. Ingevolge artikel 3:316 lid 2 BW heeft een daad van rechtsvervolging geen stuitende werking als die wordt ingetrokken. Daardoor verjaart de vordering dus weer per 12 november 2018.

Met dat laatste had verhuurder geen rekening gehouden, want zij dagvaardt op 7 mei 2019 opnieuw de huurder en eist betaling van de contractuele boete. Zowel de kantonrechter in eerste aanleg als het gerechtshof wijzen de vordering van verhuurder af, omdat die al bijna een half jaar was verjaard op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding.

Voorkom verjaring

De verjaring van de vordering uit de hierboven besproken casus had gemakkelijk voorkomen kunnen worden. Het advies luidt dan ook: wees actief bij de inning van vorderingen en verricht zekerheidshalve stuitingshandelingen bij oude vorderingen, of ga tijdig over tot dagvaarden (en trek de vordering dan niet in).

 

Juridisch advies is altijd maatwerk. Deze blog bevat algemene informatie. Hoewel het artikel met veel aandacht en zorgvuldigheid is geschreven, is het verstandig om in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in te winnen. (Lees onze disclaimer).