05 mei 2017

Verzoek tot onmiddellijke voorzieningen afgewezen: geen gegronde redenen om aan juist beleid BRH te twijfelen

SMARTNEWZ - De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat het verzoek van CDR tot onmiddellijke voorzieningen slechts kan worden toegewezen indien blijkt van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van BHR. Het beroep van CDR op gedragingen van C2CB en A (als individuele certificaathouders) stuit af op het feit dat uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken van een gebrek in de besluitvorming in de algemene vergadering van certificaathouders in de door CDR bedoelde zin. Ook is er volgens de Ondernemingskamer geen sprake van onaanvaardbare belangenverstrengeling alsmede van schending van het in de certificaathoudersovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding. Het bezwaar van CDR dat BHR een evident kansloze procedure tegen CDR en D aanhangig heeft gemaakt kan eveneens niet leiden tot toewijzing van het verzoek. Ten slotte vormt ook het bezwaar dat de algemene vergadering van certificaathouders in strijd heeft gehandeld met de statuten onvoldoende grond om een onderzoek bij BHR te gelasten en onmiddellijke voorzieningen toe te wijzen.


Bekijk download