Download dit artikel als PDF 27 januari 2016

10 jaar = 10 jaar: een belangrijke uitspraak over de tijdelijke omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik

De rechtbank Oost-Brabant heeft op 26 januari 2016 een belangwekkende uitspraak gedaan over de figuur van de tijdelijke omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden in afwijking van het bestemmingsplan. Met ingang van 1 november 2014 is onderdeel 11 toegevoegd aan artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Daarmee kan het bevoegd gezag, met toepassing van de reguliere voorbereidings- procedure, een tijdelijke omgevingsvergunning verlenen voor afwijkend gebruik voor de duur van maximaal 10 jaar. Voorheen was dat maximaal 5 jaar. In de praktijk bestaat sindsdien veel discussie over de vraag of eerder verleende tijdelijke toestemmingen, bijvoorbeeld op basis van artikel 17 WRO, artikel 3.23 Wro of artikel 5.18 Bor (oud), daarbij van invloed zijn. Met andere woorden: moet het bevoegd gezag de eerder verleende toestemming om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan in mindering brengen op de termijn van 10 jaar? Of geldt per 1 januari 2014 de volledige termijn van 10 jaar, ongeacht of er al eerder een tijdelijke toestemming is verleend? De rechtbank heeft voor de eerste benadering gekozen.

Tijdelijk winkelcentrum
Aan de orde was het volgende. In 2008 is een vrijstelling en bouwvergunning ex artikel 17 WRO verleend voor de oprichting van een tijdelijk winkelcentrum op een locatie waar de bouw volgens het bestemmingsplan niet mogelijk was. Deze vrijstelling is in 2013 verlopen. De winkelier wil langer ter plaatse blijven zitten, omdat zijn definitieve locatie elders nog niet gereed is. Hij vraagt dus in feite om verlenging van de tijdelijke toestemming. De gemeente gaat daarmee akkoord en heeft (pas) in 2015 een omgevingsvergunning verleend voor de duur van 10 jaar op basis van artikel 4, onderdeel 11 van Bijlage II Bor.

5 + 10 = 15?
Appellanten, een aantal omwonenden, die hinder ondervinden van het winkelcentrum, tekenen bezwaar en vervolgens beroep aan. Zij betogen dat de tijdelijkheid onrecht wordt aangedaan. Volgens hen heeft de wetgever met de wetswijziging van 1 november 2014 weliswaar meer flexibiliteit beoogd te creëren in het instrument van de tijdelijke omgevingsvergunning, maar dat gaat volgens hen niet zo ver dat de gemeente de ogen kan sluiten voor een eerder verleende tijdelijke toestemming. De gemeente en de vergunninghouder op hun beurt betogen dat de wetswijziging onmiddellijke werking heeft, niet in overgangsrecht voorziet, en aldus ongeacht een eerdere tijdelijke toestemming ‘gewoon’ voor 10 jaar vergunning kan worden verleend.

De rechtbank Oost-Brabant volgt het standpunt van appellanten. Mede onder verwijzing naar de Nota van Toelichting op het gewijzigde Bor (Stb. 2014, 333, p. 55-56)  oordeelt de rechtbank dat de wetgever heeft beoogd de termijn van de tijdelijke omgevingsvergunning van artikel 4, onderdeel 11 van Bijlage II bij het Bor op maximaal 10 jaar te stellen. Verlenging tot 10 jaar is dus mogelijk, daarboven niet. Een eerder verleende tijdelijke toestemming telt voor de berekening van de maximale termijn dus gewoon mee. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat de vergunning nog geldt tot en met 2018.
 

Wilt u meer weten over deze uitspraak, dan kunt u contact opnemen met Wilbert van Eijk, of één van onze andere specialisten omtrent vastgoed en omgeving.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).