Download dit artikel als PDF 15 januari 2015

Een woonbegeleidingsovereenkomst eindigt. Moet de huurovereenkomst volgen?

Tussen Woonbedrijf en de bewoonster van een woning is een huurovereenkomst gesloten. De bewoonster woont samen met haar minderjarige dochter in de betreffende woning. Zij heeft naast deze huurovereenkomst ook een woonbegeleidingsovereenkomst gesloten met een andere partij, namelijk Stichting Neos. In de huurovereenkomst staat heel duidelijk omschreven dat de huurovereenkomst onlosmakelijk is verbonden met de woonbegeleidingsovereenkomst. Verder staat opgenomen dat de bewoonster de woning alleen kan huren zolang de woonbegeleidingsovereenkomst in stand blijft, de woonbegeleiding belangrijker is dan het huren en de huurder geen aanspraak kan maken op huurbescherming.

Woonbedrijf wordt geconfronteerd met klachten van omwonenden over vermeende overlast door de bewoonster. Vervolgens heeft Neos de woonbegeleidingsovereenkomst beëindigd en  heeft Woonbedrijf de huurovereenkomst opgezegd. De bewoonster is gesommeerd om de woning te verlaten.

De bewoonster is het niet eens met het beëindigen van de huurovereenkomst en wendt zich tot de kantonrechter. Op 11 september 2014 beslist de kantonrechter dat het opzeggen van de woonbegeleidingsovereenkomst niet direct de ontbinding van de huurovereenkomst met zich kan brengen. Wel is de kantonrechter bereid om te beoordelen of de geconstateerde overlast dermate ernstig is dat de huurovereenkomst op die grond kan worden ontbonden.

Na dit vonnis van de kantonrechter vordert Woonbedrijf in een kortgedingprocedure in hoger beroep dat de bewoonster en haar minderjarige dochter de woning ontruimen en beargumenteert dat nu de woonbegeleidingsovereenkomst is geëindigd de huurovereenkomst hetzelfde lot moet ondergaan. Woonbedrijf vindt dat de woonbegeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst zodanig nauw met elkaar verbonden zijn dat het einde van de ene overeenkomst tot gevolg moet hebben dat ook de andere overeenkomst niet in stand kan blijven.

Het hof deelt deze mening van Woonbedrijf niet. Het hof oordeelt dat de kantonrechter van mening was dat de huurovereenkomst nog niet is geëindigd en het hof volgt dit standpunt van de kantonrechter. Woonbedrijf zal een bodemprocedure moeten starten om alsnog beëindiging van de huurovereenkomst te bewerkstelligen.

Het is de vraag of het hof in een bodemprocedure anders zal oordelen dan de rechtbank heeft gedaan over de verhouding tussen de woonbegeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst. De wet geeft namelijk de opzeggingsgronden op basis waarvan een huurovereenkomst voor woonruimte kan worden beëindigd. Het enkele feit dat partijen de woonbegeleidingsovereenkomst en de huurovereenkomst qua tekst op elkaar laten aansluiten, is dus blijkbaar met de huidige stand van zaken in de rechtspraak onvoldoende om de huurovereenkomst te doen eindigen als de zorgovereenkomst tot een einde komt.

Het is afwachten of er hoger beroep wordt ingesteld. In elk geval is het wel de verwachting dat casussen als deze meer en meer gaan zullen gaan spelen, gezien de ontwikkeling dat hulpbehoevenden zo lang als mogelijk thuis (moeten) blijven wonen.

Mocht u over de verhouding tussen een zorgovereenkomst en een huurovereenkomst nadere vragen hebben dan kunt u contact opnemen met het Brancheteam zorg of met één van onze Vastgoed & Omgeving specialisten.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).