Download dit artikel als PDF 08 juni 2021

Hoge Raad schept duidelijkheid over kwalificatie van last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang in faillissement

Op 4 juni 2021 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan over de kwalificatie van een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang in een faillissement. In deze blog gaan wij in op deze uitspraak.

In een faillissement wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën van schulden. Dat zijn onder meer boedelschulden, preferente schulden, concurrente schulden en zogeheten niet-verifieerbare schulden. Boedelschulden geven de boedelschuldeiser een hoge voorrang en ontstaan in de regel pas tijdens een faillissement; de curator moet die schulden in principe onverwijld voldoen. Een boedelschuld ontstaat bijvoorbeeld doordat de curator een taxateur inschakelt, maar ook doordat hij handelt in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven (wettelijke) verplichting. Nadat de boedelschulden zijn betaald worden de preferente schulden betaald. Doorgaans zijn dat de Belastingdienst en het UWV. Het gaat dan om schulden die zijn ontstaan voor faillissement en waaraan de wetgever een preferentie heeft gegeven. Nadat de preferente schulden zijn betaald worden de concurrente schulden betaald. Niet-verifieerbare schulden worden niet betaald. Dat zijn schulden die zijn ontstaan na faillissement maar niet door de boedel hoeven te worden betaald.

Schending milieuwetgeving in faillissement
Wat is de aanleiding van de uitspraak? Een curator van een gefailleerde die een wasstraat exploiteerde heeft de activiteiten van de gefailleerde voortgezet. Eén week na de faillietverklaring zijn de activiteiten van de gefailleerde beëindigd. De milieudienst van de gemeente heeft de curator meermaals verzocht om nader onderzoek naar bodemverontreiniging te doen en een plan van aanpak voor de verwijdering van de verontreiniging te sturen. De curator heeft dat niet gedaan.

Vervolgens heeft de gemeente een last onder bestuursdwang ten aanzien van het nadere bodemonderzoek en een last onder dwangsom ten aanzien van herstel van de bodemkwaliteit opgelegd aan de curator. Volgens de gemeente heeft de curator in strijd gehandeld met een verplichting uit de milieuwetgeving. Die verplichting houdt in om indien in een inrichting een bodembedreigende activiteit is verricht, uiterlijk binnen zes maanden na beëindiging van die inrichting een rapport met de resultaten van een onderzoek naar de bodemkwaliteit aan het bevoegd gezag toe te zenden.

De curator heeft de schulden uit die lasten niet voldaan. Volgens de gemeente kwalificeren die schulden als boedelschulden. De curator is het daar niet mee eens.

Vragen aan de Hoge Raad en beoordeling
De gemeente legt de zaak aan de rechtbank voor. Volgens de gemeente zijn de schulden uit de bestuursrechtelijke lasten boedelschulden, omdat de curator volgens de bestuursrechtspraak heeft te gelden als overtreder in bestuursrechtelijke zin voor overtredingen van milieuwetgeving na de faillietverklaring.

Vraag 1
De rechtbank vraagt in die procedure aan de Hoge Raad wat de kwalificatie is van schulden die voortvloeien uit bestuursrechtelijke lasten die zijn opgelegd aan de curator voor overtredingen na de faillietverklaring.

Vraag 2
En zijn die schulden reeds als boedelschuld aan te merken, omdat de curator in de last onder dwangsom en/of de last onder bestuursdwang is aangewezen als ‘overtreder’ in bestuursrechtelijke zin en die kwalificatie in de bestuursrechtspraak is komen vast te staan?

Antwoorden
De Hoge Raad gaat eerst in op de tweede vraag. Dat de bestuursrechter heeft geoordeeld dat de curator (in een andere zaak) geldt als ‘overtreder’ in bestuursrechtelijke zin, brengt op zichzelf niet mee dat de schulden als boedelschulden zijn aan te merken En indien de bestuursrechter in een concrete zaak dergelijke schulden als boedelschulden heeft aangemerkt, dan is de burgerlijke rechter niet gebonden aan dat oordeel.

Dan de vraag hoe de schulden moeten worden gekwalificeerd. De Hoge Raad overweegt als volgt. Volgens vaste bestuursrechtspraak zijn uit milieuwetgeving voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van een tot de boedel behorende inrichting, na de faillietverklaring verplichtingen van de curator in zijn hoedanigheid van beheerder van de boedel en niet van de failliete (rechts)persoon. Dat brengt dat op de curator in zijn hoedanigheid een eigen, zelfstandige verplichting rust tot naleving van de milieuwetgeving ten aanzien van een tot de boedel behorende inrichting. Wanneer de curator die verplichting niet naleeft, kunnen aan hem in zijn hoedanigheid bestuursrechtelijke lasten worden opgelegd. Schulden die voortvloeien uit zodanige bestuursrechtelijke lasten, zijn boedelschulden. Deze schulden zijn immers een gevolg van een handelen of nalaten van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verplichting.

Wat betekent deze uitspraak voor de praktijk?
De kwalificatie van schulden die voortvloeien uit bestuursrechtelijke lasten als boedelschuld brengt mee dat de curator deze schulden in beginsel onmiddellijk moet voldaan. De overheidsinstantie die de last heeft opgelegd heeft in een faillissement voorrang op concurrente schuldeisers. Het zal voor concurrente schuldeisers steeds moeilijker worden om nog een uitdeling uit een faillissement te krijgen.

Indien u meer wilt weten over dit onderwerp, kunt u contact opnemen met Robbert Roeffen of Aaron Bouman van de sectie Insolventie & Herstructurering.

Juridisch advies is altijd maatwerk. Deze blog bevat algemene informatie. Hoewel het artikel met veel aandacht en zorgvuldigheid is geschreven, is het verstandig om in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in te winnen. (Lees onze disclaimer).