Download dit artikel als PDF 21 juni 2022

Huurbescherming geldt niet altijd

Zorginstellingen stellen vaak aan cliënten woonruimte ter beschikking om daar de benodigde zorg te leveren. Wat nu als het zorgtraject is geëindigd en de client de woning niet verlaat? Heeft hij dan huurbescherming? Op 5 januari 2022 heeft rechtbank Limburg antwoord gegeven op die vraag.

De gemengde overeenkomst
In de regel gaat het bij een zorgovereenkomst met een woonelement om een zogenaamde gemengde overeenkomst. Dat is een overeenkomst die voldoet aan de omschrijving van verschillende bijzondere overeenkomsten. In dit geval een zorgovereenkomst (overeenkomst van opdracht) en een huurovereenkomst voor woonruimte. Op beide soorten overeenkomsten zijn verschillende bijzondere bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek naast elkaar van toepassing. Het kan zo zijn dat bepalingen niet verenigbaar zijn of dat de strekking van een bepaling zich in verband met de aard van de overeenkomst tegen toepassing verzet. In dat geval moet gekeken worden welke bepaling in het gegeven geval moet prevaleren.

De rechtszaak
Een zorginstelling biedt cliënten dagbesteding aan in combinatie met zorgbegeleiding. De cliënten verblijven tijdens het zorgtraject op zorgboerderijen. In 2019 is de zorginstelling met de heer X een ‘’Contract woon/werkboerderij’’ overeengekomen. Het doel van de overeenkomst is het begeleiden en het trainen van de heer X zodat hij daarna weer zo zelfstandig mogelijk kan functioneren in de maatschappij.

In de overeenkomst is de volgende bepaling opgenomen over de woonruimte:

‘’Door het ondertekenen van dit contract gaat u akkoord ermee dat u geen aanspraak kan en zal maken op huurbescherming als bedoeld in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Het wonen bij onze zorginstelling is gekoppeld aan de begeleiding en inhoud van het begeleidingsplan. Het wonen is slechts een subonderdeel van de totale begeleiding die onze zorginstelling aan u geeft en het betreft geen huurovereenkomst.’’

Na afloop van het zorgtraject moest de heer X de woonruimte verlaten. Hij weigert dat. De heer X en de zorginstelling zijn het erover eens dat sprake is van een gemengde huur-/zorgovereenkomst en dat de dwingendrechtelijke bepalingen over beëindiging van huur botsen met de opzegmogelijkheden van een zorgovereenkomst. De heer X stelt dat het woonelement overheerst met als gevolg dat hij recht heeft op huurbescherming. Hij onderbouwt zijn standpunt onder meer door aan te geven dat hij maandelijks huur betaalt. De zorginstelling meent daarentegen dat het zorgelement overheerst, zodat de huurbeschermingsbepalingen niet van toepassing zijn. Gekeken moet worden naar de partijbedoeling, wat volgens de zorginstelling neerkomt op het verlenen van zorg en niet het ter beschikking stellen van woonruimte.

De rechtbank oordeelt dat het verlenen van zorg en begeleiding zodanig centraal staat, dat het huurelement daaraan ondergeschikt is. De huurbeschermingsbepalingen dienen te wijken voor de bepalingen over opzegging van een zorgovereenkomst. De rechter verwijst in het bijzonder naar bovenstaande bepaling uit de overeenkomst, waaruit blijkt dat de zorginstelling de woonruimte slechts ter beschikking stelde met het oog op en slechts voor de duur van het begeleidingstraject. Dat er maandelijks huur werd betaald doet daar niet aan af.


Wilt u meer weten over dit onderwerp, dan kunt u contact opnemen met Jaap van Beijsterveldt van de sectie Vastgoed. Jaap is daarnaast lid van het brancheteam Bouw & Huisvesting.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig in (Lees onze disclaimer).