Download dit artikel als PDF 10 juli 2018

Nieuwe wet gaat verpandingsverboden onmogelijk maken

Anders dan in de ons omringende landen is het in Nederland mogelijk dat de overdracht of verpanding van geldvorderingen op naam (zoals vorderingen op handelsdebiteuren) contractueel wordt uitgesloten. Banken zijn over het algemeen minder bereid om financiering te verschaffen, indien zij geen pandrecht op de vorderingen van de kredietnemer kunnen krijgen. Volgens de wetgever leidt dit ertoe dat het MKB een kredietruimte misloopt van circa  € 1 miljard en dat vindt de wetgever onwenselijk. Vandaar dat er nu actie wordt ondernomen.

De wetgever heeft geconstateerd dat met name in de Nederlandse bouw- en retailsector bedingen zijn opgenomen die de overdracht (cessie) en verpanding van vorderingen uitsluiten. Voor de overdracht van zaken geldt dat partijen dit niet contractueel kunnen uitsluiten. Daaruit volgt ook dat de verpanding in beginsel niet kan worden uitgesloten.  Dit geldt echter niet voor vorderingsrechten, waarvan de overdraagbaarheid wel met een contractueel beding kan worden uitgesloten.

Cessie- en verpandingsverboden worden meestal opgenomen vanuit de gedachte dat de opdrachtgever niet geconfronteerd wil worden met een andere schuldeiser dan de partij waarmee de opdrachtgever bewust de overeenkomst heeft gesloten. Dat kan gerechtvaardigd zijn, bijvoorbeeld indien er sprake is van een sterke persoonlijke band tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en het niet wenselijk is dat een derde – met meestal een zakelijkere en hardere opstelling ten aanzien van de incasso – de schuldeiser wordt.

Nadelen van dergelijke verboden
Indien een verpandingsverbod is opgenomen, bijvoorbeeld in de algemene voorwaarden, betekent dat dat de vorderingen van de kredietnemer niet als zekerheid aan de bank kunnen worden verpand.  De bank kan dan minder zekerheid krijgen dat zijn vordering wordt terugbetaald en zal dan in zijn algemeenheid ook minder bereid zijn om ene hoger bedrag uit te lenen. Het bedrijfsleven heeft op die manier een beperktere mogelijkheid om krediet te verkrijgen, dan bij opheffing van het verpandingsverbod het geval zou zijn.

Omringende landen
In het voorontwerp wijst de wetgever erop dat de landen Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk de werking van contractuele overdraagbaarheids- en niet-verpandingsverboden hebben afgeschaft of beperkt. Met het doel om het Nederlandse MKB niet achter te stellen bij buitenlandse ondernemingen, heeft de wetgever het initiatief genomen tot dit voorontwerp.

Wat gaat er veranderen?
In het huidige voorontwerp wordt het Burgerlijk Wetboek zodanig gewijzigd dat partijen de overdraagbaarheid, en daarmee ook de verpanding van geldvorderingen op naam,  contractueel niet meer kunnen uitsluiten. Voor bestaande uitsluitingsbedingen in bijvoorbeeld algemene voorwaarden geldt dat deze nietig zijn op het moment dat deze wet in werking zal treden. De wetgever begeeft zich met dit voorontwerp wel  in een juridisch spanningsveld.  De contractsvrijheid verzet zich namelijk tegen het verbieden van het uitsluiten van een contractueel beding tussen private partijen. De wetgever rechtvaardigt dit ingrijpen wegens het macro-economisch belang dat met dit het verpandingsverbod gemoeid is. De contractsvrijheid moet echter zoveel  als mogelijk ongemoeid worden gelaten. Zo raakt het verbod om een verpanding van vorderingen contractueel uit te sluiten enkel vorderingen die zijn ontstaan in de uitoefening van beroep en bedrijf. Ten aanzien van particuliere vorderingen blijft het derhalve mogelijk een verpandingsverbod te bedingen.

De wetgever verwacht dat met de wet opheffing verpandingsverboden zakelijke geldvorderingen op naam weer kunnen worden ingezet voor financieringsdoeleinden. Dit levert een positieve impuls op voor investeringen in innovatie, aldus de wetgever. Het voorontwerp staat nu nog open voor consultatie; iedereen kan suggesties doen ter verbetering van het voorontwerp. Na de internetconsultatie wordt het voorontwerp eventueel aangepast en uiteindelijk zal het voorontwerp wet worden. Van dat verloop houden wij u op de hoogte.

De consultatie is afgesloten in augustus 2018. Naar aanleiding hiervan zijn de nodige wijzigingen aangebracht en heeft de ministerraad het voorstel in november 2019 goedgekeurd. Daarna heeft de Raad van State advies uitgebracht. Het wetsvoorstel is nu naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel is hier in te zien.

 

Mocht u vragen hebben naar aanleiding van deze blog, dan kunt u contact opnemen Frank Smetsers of Niek van Barschot van de sectie Onderneming & Contracteren.

Deze blog bevat algemene informatie en is met veel aandacht en zorgvuldigheid geschreven. Juridisch advies is echter altijd maatwerk. Wint u dus in een voorkomend geval altijd deskundig juridisch advies in. (Lees onze disclaimer).